Select Page

We zijn nu al dertien jaar samen. Ik zal niet liegen; ze heeft me af en toe pijn gedaan, dat klopt. Maar vooral veel geluk gebracht. Ze was de eerste die het langer dan een jaar met me uithield. De anderen lieten me veel sneller alleen. En toch kan ik de langzame aftakeling niet meer ontkennen. Alles is vergankelijk. Ik weet niet hoe lang we samen nog hebben, hoeveel zomerbriesjes ons nog zullen verkoelen, hoeveel ganzen nog naar ons zullen bijten, hoeveel onontdekte pareltjes we nog zullen vinden. Daarom, voor het te laat is, een ode aan het fietsen.

fiets

“It was a blonde. A blonde to make a bishop kick a hole in a stained-glass window.” — Raymond Chandler

Vergeet even het theatrale circus dat zich op dit moment als een felgekleurde python luidruchtig door het Franse landschap slingert. Je zult er de magie van het fietsen niet vinden. Net zo min als je de magie van muziek vindt bij Justin Bieber of die van verhalen in Vijftig Tinten Onzin. Fietsen moet je vooral zelf doen.

Met de mijne heb ik nu in kilometers al meermaals de wereld omcirkeld, geklommen in de Alpen, gesprint in Australië en ge-tempobeuld langs het kanaal om de hoek. Wat heb ik geleerd? Dat mijn ritten vaak uit zes stadia bestaan:

De zes stadia van een fietsrit

De Oh-God-Wat-Ben-Ik-Een-Dikke-Langzame-Pad-fase: vervelend, maar helaas niet onderuit te komen. De eerste paar kilometer ben je ervan overtuigd dat je benen gemaakt zijn van bitterkoekjespudding,  je kont nooit meer als glorieus beschreven zal worden en je elk moment ingehaald kan worden door een kind van negen… met astma… op een driewieler. Dit zijn niet de fijnste momenten, maar je moet doorzetten, want weldra kom je in:

De Oh-God-Ik-Weet-ALLES-IN-DE-HELE-WERELD-fase: in je gedachtestroom borrelen nu allerlei ideeën op. Heb je net ruzie gemaakt, dan is dit het moment waarop je die gevatte opmerking bedenkt, die je toen had willen zeggen. Dit is het moment waarop het plot van je detectiveroman opeens kristalhelder is. Natuurlijk… Rosa Roodhart heeft het gedaan. In de biljartkamer. Met de Engelse sleutel. Dan Brown eat your heart out. Het is tevens algemeen geaccepteerd dat Alexander de Grote op dit punt op de fiets naar Gordium besefte wat te doen met dat knoopje dat hem dwars zat.

De Oh-God-Ik-Ben-Kapot-En-Moet-Nog-Zo-ver-fase: langzaam, alsof er geniepig kleine vampiertjes aan je kuiten hangen, wordt elke trap een stukje zwaarder, lijkt elke kilometer een stukje verder, en voelt de wind net dat stukje gemener. Niks inspiratie. Alleen maar ongecontroleerde respiratie en overmatige transpiratie. En het is nog zo ver dat je waarschijnlijk nooit meer thuiskomt. Over zes weken vindt een kalende man die zijn hond uitlaat je uitgemergelde lichaam in de bosjes naast het fietspad. Ga door, vecht. Nee, er heeft echt niet iemand secondelijm aan je bandjes gesmeerd. Hou vol, want dan komt de…

20130708_144852

Ik reed ooit prachtige koersen zoals de 56ste Paasronde van Steenbergen, waar ik de 10de plaats wist te bemachtigen.

De Oh-God-Er-Kan-Weer-Lucht-In-Mijn-Longen: net als je denkt dat je van vermoeidheid over je stuur valt en je zeker weet dat je de kracht niet hebt om dan je armen uit te steken,  zul je merken dat er plots weer zuurstof door je keel stroomt. Het is de beruchte tweede adem. En die is heerlijker dan je ooit had kunnen denken. Blijkbaar hadden je spieren nog wat energie achtergehouden, toen jij dacht de wereld aan te kunnen. En die aanvaard je nu dankbaar, nederige sloeber die je bent.

Dan komt een moment, waarop je het peloton van je gedachten een voor een lost. Kilometers hun betekenis verliezen en je zonder zorgen verder rijdt. De therapie van de weg. Je hoofd leeg, ben je het dichtste bij een zen-monnik dat je hevig zwetend, voorovergebogen en naar adem happend maar kunt zijn. In deze stilte ligt de magie van het fietsen.

Deze fase duurt tot ongeveer 15km voor je weer thuiskomt.  (bij 40km of minder is het 1/6de van de totale afstand; bij alles boven de 40km maakt het niet uit. 60 of 160km het sterven begint 15km voor je thuis bent)

De Oh-God-Ik-Sterf-fase: Ja, ook jij, zen-fietsmonnik die je bent, ook jij bent sterfelijk. En dat zul je geweten hebben. Je benen zijn uitgeknepen tubes tandpasta, je longen verschrompelde rozijntjes en hoeveel energierepen met chemische bananensmaak je ook naar binnen werkt, het helpt niet. Je bent op. Leeg. Klaar… Althans je lichaam. Want je bent tenslotte niet voor niets zen-meester geworden. Elke pedaalslag is een nieuwe overwinning.  Mind over matter. En ook al haal je niet op tijd je voet van je pedaal als je thuis stopt, en flikker je alsnog op je snufferd, het is een gelukkige snufferd waarop je neerkomt.

De Oh-God-Ik-Voel-Elke-Atoom-In-Mijn-Lichaam-fase: de nagloed. Thuis, je hebt het gehaald. Mentaal en fysiek voldaan, gereinigd. En ja… toe aan een welverdiend slaapje. Welterusten!

bike-1

Veel coureurs zetten hun eigen naam op hun fiets. Dat vond ik wat narcistisch. Bovendien… een jongensnaam? Om op te rijden?